Op het schiereiland de Médoc, ten westen van de Gironde, en het gebied aan de oostelijke oever van deze brede riviermond in het zuidwesten van Frankrijk kunnen zeeëgels uit het Eoceen gevonden worden.
Het Boven-Eoceen (Paleogeen) is op diverse plaatsen in de Médoc ontsloten. Er zijn verschillende oude en nog werkzame groeves, maar ook op de akkers en tussen de wijngaarden zijn veel zee-egels te vinden. Men onderscheidt er de "Kalken van Couquèques" en de "Kalken van St.-Estèphe". De Paleogene afzettingen worden hier omgeven door Holocene (Kwartaire) zanden en kleien; aan de zeezijde wordt het land beschermd door recente duinen.
Er kunnen enkele regulaire zeeëgels worden gevonden, zoals Ambipleurus, Echinopsis, Echinopedina en Coelopleurus. De meest voorkomende zeeëgelgeslachten zijn echter irregulair, te weten: Gitolampas, Echinolampas, Brissoides, Sismondia, Proescutella, Linthia, Echinocyamus en anderen.
Verder behoren ook koralen, tweekleppige schelpen en slakken tot de vondstmogelijkheden.
De conserveringstoestand van de meeste soorten is goed van enkele soorten is het echter moeilijk een onbeschadigd exemplaar te vinden. De meeste zeeëgels zijn geheel of gedeeltelijk door aangekoekt sediment bedekt; zij zullen moeten worden geprepareerd alvorens zij hun ware gedaante vertonen.
Er staan 7 foto's van fossielen van deze vindplaats in het
Fossielen Fossielendatabase.
Zie hier de
soortenlijst van Médoc.
De fossielen-vindplaatsen in de Médoc liggen in een gebied met een lengte van ongeveer 25 km ten oosten van het stadje Lesparre. Aan de oostelijke oever van de Gironde beginnen de Paleogene ontsluitingen ten noorden van Blaye. Ze zetten zich voort tot voorbij Langon, een afstand van ongeveer 100 km. Rond Blaye is de ouderdom van de afzettingen eveneens Eoceen; meer naar het zuiden, voorbij Bordeaux, is de ouderdom van de lagen van Oligocene. In deze Oligocene afzettingen is de fossiele inhoud anders dan in die van het Eoceen.